Schrijven vanuit het perspectief van een object. Dat laten ze je doen als je een Schrijftraining volgt bij de Schrijversvakschool.
Had ik maar een vak geleerd dacht het koffiepotje en liet zich weer vollopen onder de kraan. Het is elke dag hetzelfde liedje. Het eerste wat ze hier ‘s morgens in huis doen is naar mij grijpen. Dan houden ze me even onder de kraan, gieten me leeg in mijn wederhelft en word ik met mijn kont op de warmhoudplaat gezet. Niet alleen ’s morgens, maar zeker een keer of 4, 5 per dag en op dagen dat de spanning te snijden is, sta ik de hele dag aan.
Tussen mijn diensten door droom ik over een ander leven. Op donkere dagen valt het mij zwaar te moede. Wie zit op mij te wachten? Als koffiezetter kan ik maar één kunstje. En met mijn model zit ik ook vast aan mijn wederhelft. Zonder hem kan ik niets. Die afhankelijkheid heb ik zelf gecreëerd, dat weet ik ook wel. Maar het leek zo mooi in het begin. Een match made in heaven. Ik bepaal de maat, hij de warmte. Samen maken we het perfecte kopje filterkoffie. Heet en bitter.
Je hoort het wel vaker, dat wat je in het begin van een relatie zo mooi vindt, na verloop van tijd de grootste ergernis wordt. De sleur breekt me op, de roze bril werkt niet meer. We doen nooit een keer iets leuks of verrassends. We zitten gevangen in elkaars sterke punten.
Misschien ben ik te laat geboren. Mijn oudtante was een vrijstaand model, van emaille, met zo’n mooie lange tuit. Die tuit begon onderaan de kan en slingerde zich met twee sierlijke bochten tot aan de bovenkant van de kan, waar de tuit eindigde in een soort slangenbek. Alleen het tongetje ontbrak. We noemden haar bij ons thuis stiekem haar Tante Serpetina, vonden we zelf erg grappig. Ze werd bruut afgeschreven toen jongere exemplaren zoals ik op de markt kwamen. Types met een snoer, die je niet op de kachel kon zetten. Want mensen wilden geen houtkachel meer, maar centrale verwarming. En zie daar maar eens een koffiepot op te zetten. Knappe jongen die het lukt.
Tante Serpetina heeft geluk gehad. Ze ontmoette Klaas Gubbels en die was zo bezeten van haar dat hij na hun eerste ontmoeting niets anders meer deed dan het schilderen van haar immer sierlijke tuit. Ze waren net Carel en Mathilde Willink, alleen hoefde mijn tante niets te doen om aandacht te krijgen en was ze volmaakt gelukkig met haar plekje op het plankje in Klaas’ atelier.